donderdag 21 september 2017

Verstoppertje - hoofdstuk 2


New York, twee dagen eerder

Hanna trekt haar handbagage in een koffertje op wieltjes achter zich aan door het John F. Kennedy International Airport van New York.  Ze heeft niet veel tijd meer, de laatste boarding call voor haar vlucht naar Amsterdam is al geweest. Haastig slaat ze af richting de gate die ze moet hebben. Gelukkig staat er nog een kleine rij voor de laatste paspoortcontrole. Ze sluit aan. Ze wil nagelbijten maar proeft meteen het vieze spul dat ze die morgen op haar vingers heeft gesmeerd. Het goedje is eigenlijk bedoeld om kinderen te laten stoppen met duimen. Al een week probeert ze, speciaal voor deze gelegenheid, te stoppen met nagelbijten. De afgelopen dagen heeft ze zichzelf toestemming gegeven om dan maar alleen aan de nagel van haar rechter wijsvinger te bijten. Deze is inmiddels alweer zo kort dat het zeer doet. Ze stopt altijd pas als het bloedt. Alleen wil ze voor deze reis geen imperfecties hebben, dat zelfvertrouwen heeft ze nodig.In het vliegtuig gaat ze snel naar de wc. Ze bekijkt zichzelf in de spiegel. Van nature heeft ze oranje-rood haar. Ze heeft er een spoeling doorheen gegooid om het rood van haar haar een diepere kleur te geven. Meer zoals de kleur van haar zus. Uit de binnenzak van haar jasje diept ze twee slaaptabletjes op. Niet roken en niet nagelbijten en dan ook nog zo’n lange vlucht, dat is wat te veel van het goede. Ze doet de tabletjes alvast onder haar tong. Zo meteen zal ze om een glaasje water vragen.
Teruglopend naar haar plaats ziet ze dat er naast haar stoel een jonge man is gaan zitten. Hij zit voorovergebogen en is bezig met iets bij zijn voeten. “Hello”, zegt ze met een hogere stem dan normaal. “O, hoi!”, hij komt overeind en stoot zijn hoofd aan haar uitklaptafeltje. Ze moeten allebei lachen. De pilletjes onder haar tong floepen bijna uit haar mond. Door zijn glimlach krullen haar mondhoeken automatisch ook wat omhoog. Hij steekt zijn hand uit: “Ik ben Mick.” “Hoi, Hanna.” Zijn hand voelt aangenaam warm aan terwijl hij haar naar de middelste van de drie stoelen helpt. “Wat leuk dat ik naast een Nederlandse zit”, zegt hij. “Ja, dat is ook toevallig.” Ze kan er niks aan doen, ze heeft zo’n veramerikaanst Nederlands accent gekregen. Ze denkt zelfs in het Engels tegenwoordig dus haar zinnen komen er in het Nederlands langzaam uit. Ze vindt zichzelf een beetje aanstellerig klinken zo. Maar, als ze iets heeft geleerd in New York de afgelopen jaren dan is het wel dat attitude je heel ver kan brengen. Hoe je je voelt, doet er vaak niet toe, hoe je overkomt, des te meer. Toch is Hanna bij Nederlanders altijd veel meer op haar gemak, zelfs bij een totaal onbekende landgenoot is het in den vreemde vaak net of je met familie te maken hebt.
Ze heeft eigenlijk best zin om met haar nieuwe buurman te praten. Ze draait haar hoofd richting het raampje, doet net of iets buiten haar aandacht trekt en spuugt de slaaptabletjes in haar hand. Haar vuist met inhoud laat ze quasi nonchalant naar de onderkant van haar stoel glijden waar ze de pilletjes loslaat. Met haar voeten veegt ze ze zo onopvallend mogelijk naar achteren. Ze wil dat deze vlucht zo snel mogelijk voorbij is. Met Mick praten lijkt haar helemaal geen slechte manier om de tijd te doden.
Ze zit in het vliegtuig. De eerste stap is gezet. Ze kan er nog steeds niet over uit dat het toeval haar zo geholpen heeft. De twee mensen die ze het meest haat, gaan elkaar ontmoeten, in Nederland, in Callantsoog, of all places. Ze heeft niet veel tijd meer om te doen wat ze wil doen.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten